Kamp Amersfoort organiseert een proeverij. Terwijl we erheen rijden denk ik aan mijn vader die er een week of zes gevangen heeft gezeten in de Tweede Wereldoorlog. Wat kreeg hij toen te eten? Had hij daar ook al honger? Ik weet dat zijn brood gestolen werd toen hij voor het eten zijn ogen sloot voor het gebed. En dat mijn moeder een keer soep is komen brengen op het veld waar hij aardappels moest rooien. En nu hebben wij vanavond een proeverij, zou hij meekijken vanaf boven? Wij weten niet zo goed wat we kunnen verwachten en genieten thuis nog van een heerlijk maal. Veel zal het vast niet zijn. Als we aankomen worden we ontvangen met koffie en thee. Gewone koffie en thee. Verderop zie ik onder een stolp gebakjes staan. Die horen vast niet bij de proeverij.
De proeverij wordt voorafgegaan door twee lezingen. De eerste wordt gehouden door kookdocente Willemien Schipper. Zij vertelt over het leven vlak voor en in het begin van de oorlog. Interessant te horen over de overheidsactie ‘Scheurt Grasland’. Het land moest zelfvoorzienend worden, dat hadden ze wel geleerd van de Eerste Wereldoorlog. Veeteelt diende plaats te maken voor akkerbouw en de bevolking moest leren minder vlees te eten en meer groente. De huisvrouw van toen werd uitgedaagd nieuwe recepten te bedenken. Ik denk weer aan mijn vader die in ons gezin altijd het grootste stuk vlees kreeg. In 1939 was hij achttien. Wat zou hij hiervan gevonden hebben? Of hield hij er zich überhaupt niet mee bezig? Moeder de vrouw was immers degene die voor het eten op tafel zorgde.Na de boeiende lezing krijgen we een voorproefje, een stuk crisiscake gemaakt met thee in plaats van meel. Het smaakt goed. Die kookdocente kan er wel wat van.
De tweede lezing wordt verzorgd door een medewerker van de onderzoeksafdeling van Kamp Amersfoort, Hans geloof ik, zijn achternaam ben ik vergeten. Hij vertelt over het eten dat de gevangenen in het kamp kregen. Vooral de eerste periode, toen mijn vader nog niet in het kamp zat, hadden de gevangenen erg weinig te eten. Veel meer dan wat koolsoep en een stukje brood van zeven centimeter was het niet. Ander voedsel werd wel bezorgd, maar de Duitsers verorberden het zelf of zonden het naar huis. Na de uitbreiding van het kamp in mei 1943, de tweede periode, werden de omstandigheden beter. Dankzij inspanningen van o.a. de dames Van Overeem en Van Reede, lukte het de voedselvoorziening te verbeteren. Er ontstonden smeerstations waar vrijwilligers stapels boterhammen voor de gevangenen klaarmaakten. Wat zullen ze daar blij mee zijn geweest. Wat zal mijn vader daar blij mee zijn geweest.
Na deze interessante tweede lezing is het zover. We mogen van allerlei ‘oorlogsvoedsel’ proeven. De bloembollensoep smaakt zoetig. Wat je al niet met bloembollen kan doen, weer eens anders dan in de grond stoppen. Het waren wel speciale bio-bollen geschikt om te eten. Die hadden ze vroeger natuurlijk niet. Ook de andere producten zijn interessant. Op een crackertje smeren we diverse soorten broodbeleg, zoals een pasta van tamme kastanjes, eentje gemaakt met het loof van radijsjes en een pasta van… ja, alweer bloembollen. We eten ook krachtrondjes gemaakt van havermout. Dat alles vergezeld van koffie van cichorei of thee van bramenblad of lindebloesem. Het klinkt misschien raar, maar we hebben lekker gegeten. Bewust gegeten. Nagedacht over die tijd. Nagedacht over hoe goed we het nu hebben. En mijn vader herdacht.
Al met al een interessante, inspirerende en smaakvolle avond. Dank je wel Kamp Amersfoort.