23-02-2023
Mijn vader in zijn jonge jaren. Deze foto is ook opgenomen op de grote fotowand in Kamp Amersfoort waar honderden foto’s van voormalige gevangenen zijn geplaatst. Hij staat er lachend op, duidelijk dat de foto niet is genomen tijdens zijn gevangenschap, daar heb ik geen foto van. Dit was alweer enkele jaren na de oorlog. Toen hij de oorlogsjaren verdrongen had, toen het leven weer goed was.
Precies tien jaar geleden overleed mijn vader in de leeftijd van 91 jaar. Dat is een mooie leeftijd als je bedenkt dat hij bijna tachtig jaar eerder op het nippertje de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd. Hij is nu niet meer in ons midden, toch leer ik hem nog elke dag een beetje beter kennen. Nee, ik heb geen paranormale gaven. Ik schrijf een boek over zijn oorlogsjaren en daarvoor kruip ik in zijn huid.
Ik ben zo blij dat ik tien jaar voor zijn overlijden, op zijn tachtigste, met hem naar de concentratiekampen ben geweest waar hij vast heeft gezeten. Heel bijzonder dat hij vanaf dat moment steeds meer kon vertellen over wat er toen gebeurd is. Sommige dingen vergeet een mens nou eenmaal nooit meer. Zoals bijvoorbeeld zijn arrestatie.
Ze komen voor mij! Ab grist zijn jasje van de rugleuning en rent door de keuken naar de achterdeur. Vlug, vlug. Door de achtertuinen naar de Schaerweijdelaan, net als Gerard. Hij rukt de deur open en als hij de loop van een geweer op zich gericht ziet, blijft hij stokstijf staan. Hij voelt het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Zou hij mij echt neerschieten? Hij waagt het er maar niet op. De agent stuurt hem terug de kamer in. Daar ziet hij zijn moeder aan de arm van een andere agent trekken.
‘Mijn zoon is zwak, hij heeft bronchitis, hij kan niet in Duitsland werken.’
Ab hoort iemand de trap aflopen. Een NSB’er komt binnen en doet verslag aan de Gestapo-agent.
Heeft hij mijn kamer doorzocht? Hoe wist hij wat mijn kamer was? Heeft iemand mij verraden?
Een derde agent staat bij de tafel waar hij een vel papier op heeft gelegd. Ab gaat er naast staan en werpt er zo onopvallend mogelijk een blik op. Het is een lijst met namen. Wat? Zijn naam staat bovenaan! Zijn ogen snellen verder. Ook Evert en Herman, die hij zondags altijd bij de kerk ontmoet, staan op de lijst.
‘Au.’ De klap tegen zijn wang komt hard aan. De agent kijkt hem woedend aan. ‘Dat is niet voor jouw ogen bestemd’.
Ik hoop dat ook de komende generaties beseffen hoe erg oorlog is, dat er nooit, echt nooit, winnaars zijn. Daarom schrijf ik de verhalen van mijn vader op, én de verhalen van mijn schoonvader die aan de andere kant stond. Zelf kunnen ze het niet meer vertellen.
Geweldige vaders met een ellendig verleden. Zij hebben het overleefd, veerkracht getoond. Zij hebben mij en mijn partner op de wereld gezet. Alleen al daarvoor ben ik hun dankbaar.