Nou, ik wel. En het bracht een wirwar aan gevoelens met zich mee. Het gebeurde tijdens een reis naar de plaatsen in Frankrijk waar mijn schoonvader tijdens de Tweede Wereldoorlog geweest is. De eerste stop was in Arras, ook wel Atrecht genoemd. Mijn schoonvader was daar voor deReichsarbeitsdienst. We hebben de vermoedelijke school gevonden waar hij verbleef, tegenover een park waar hij ’s morgens zijn sportoefeningen deed met daarnaast een paleis zoals hij in zijn brieven beschreef. We wandelden langs alle herkenningspunten en toen we terugliepen naar de halte van het gratis rijdende elektrische busje (idee voor Nederland?), kwamen we een in vol ornaat geklede veteraan tegen. We groetten elkaar en liepen verder.
Als we bij de halte staan te wachten, zien we steeds meer militairen aankomen. Ze verzamelen zich enkele tientallen meters bij ons vandaan. Met belangstelling slaan we ze gade. Helaas is ons Frans niet zo goed en een gesprek aangaan is daardoor lastig. Als er een jongeman langsloopt, spreken we hem aan, hij spreekt vast een paar woorden Engels. Zodra we hem gevraagd hebben waarom de militairen zich hier verzamelen, wordt hij opzij geschoven door een man van een jaar of vijftig, jasje vol lintjes, die zichzelf duidelijk belangrijker vindt dan de jongeman. Hij legt in slecht maar begrijpelijk Engels uit dat ze bijeenkomen omdat Arras op 1 september 1944, vandaag 79 jaar geleden, bevrijd is. Ze worden zo opgehaald door een bus en rijden naar de Engelse begraafplaats. Een indrukwekkende begraafplaats, weten we, want we zijn er die ochtend zelf geweest. Van daaruit gaan ze naar het monument tegenover het station en dan marcheren ze naar het stadhuis. 'Willen jullie met ons mee?’ vraagt de lintjesman plotseling. Ik schrik van de vraag. Hij heeft geen idee wie wij zijn en al helemaal niet dat we hier zijn om te onderzoeken waar een Duitser in 1943 een stukje van zijn militaire opleiding heeft gekregen, want daar werd deReichsarbeitsdienst toen zeker voor gebruikt. En diezelfde Duitsers heeft later als soldaat in Frankrijk gediend. ‘Nou, we wachten op onze bus en willen terug naar ons onderkomen’, stamel ik terwijl ik mijn vriendin aankijk. ‘Je kan toch met onze bus mee’, antwoordt de man. ‘Jullie kunnen mee als onze VIP’s.’
Ik voel me gevleid. Wanneer krijg je nou zo’n uitnodiging. Als ik mijn vriendin aankijk zie ik dat ze twijfelt. Toch voelt het niet goed. Waarom nodigt die man ons uit? Om de een of ander reden wil hij blijkbaar met ons pronken. En wat als het gesprek komt op wat wij hier in Arras doen? Ik ga niet liegen maar juist deze mensen vertellen waarom we hier zijn… ik voel plaatsvervangende schaamte. De schaamte die mijn vriendin en mensen uit Duitsland van haar generatie zo vaak gevoeld hebben vanwege de betrokkenheid van familieleden, vaak een vader of oom, in de Tweede Wereldoorlog en die diep van binnen bij velen nog aanwezig is. Het gevoel van schuld en schaamte dat ik eerder niet zo goed begreep. Nu maak ik het zelf mee.
Ons busje komt aangereden en sjeest ons bijna voorbij. Ik spring net op tijd naar voren om hem aan te houden, bedank de man voor zijn uitnodiging en we snellen de bus in.